‘Ik ben niet bang voor intimiteit’

9
jul

‘Ik ben niet bang voor intimiteit’

Ik was mij van geen kwaad bewust toen ik in de kerstvakantie van 1960, 21 jaar oud en geslaagd voor de onderwijzersakte maar nog studerend voor de hoofdakte, voor een gesprek met onze klassenfrater, leraar pedagogiek, naar de Aartsbisschoppelijke kweekschool in Hilversum moest komen. Hij vertelde mij dat hij op zoek naar verboden boeken op mijn kamer mijn dagboeken had gevonden, ze had gelezen en had geconcludeerd dat ik homoseksueel was en daarom een gevaar was als ik onderwijzer werd. Ik werd verwijderd van school met de waarschuwing dat, als ik bij een R.K. school zou solliciteren, zij negatieve informatie zouden geven.

Thuis gekomen durfde ik het niet te vertellen. Mijn verklaring dat ik niet geschikt was voor het onderwijs geloofde mijn vader niet, “Je bent met mooie cijfers geslaagd”. Toen hij belde hoorde hij de ware reden. Schande, schaamte, huilende moeder, angst voor de mensen in het stadje, “Als ze hét hier horen dan kunnen wij de winkel wel sluiten. Je moet naar de grote stad en niemand mag het weten”.
Niemand heeft het ook geweten.

Toen mijn vader naar school ging om de financiën te regelen, ging ik mee omdat ik mijn dagboeken terug wilde. Wij gingen naar de kamer van de klassenfrater. Na flink aandringen ging een bureaula open en kwamen de schriften tevoorschijn. Er zaten allemaal strookjes papier tussen en hij verklaarde: “Ik studeer pedagogiek en heb voor de doctoraal scriptie je dagboeken gebruikt. Mag ik ze nog een tijdje houden?”

In 1956 kwam ik op de kweekschool, een internaat. Het beviel mij en ik had veel vrienden. In 1958 zocht een jongen uit de parallelklas contact; wij lazen dezelfde boeken, hielden van yoga en wandelden graag. In de herfstvakantie logeerde ik bij hem thuis en sliepen wij bij elkaar, de intimiteit was vanzelfsprekend. Op een dag zat er een meisje op zijn kamer. Nadat zij vertrokken was zei hij dat onze vriendschap afgelopen was en dat we elkaar nooit meer zouden zien. Ik heb hem ook nooit meer gezien. Pas later besefte ik, dat ik écht van hem hield.

Na de vernedering van de afwijzing door een vriend, de verwijdering van de kweekschool en de verbanning thuis, kwam ik in Amsterdam terecht. Ik werkte via een uitzendbureau en had een kamer in de Jordaan. Daar kwam ik in een isolement terecht en werd depressief. Ik wilde niet meer leven. Ik bad maar kreeg geen antwoord. Heel diep in mij wist ik dat ik totaal alleen was en dat ik zo niet verder kon.

Begin maart 1962 begon er een omslag. Ik kreeg wanen, hoorde stemmen en stapte op een ochtend in een taxi. Er stond een jongen te liften. Zelf had ik veel gelift dus liet ik de taxi stoppen. Hij moest naar Middelburg en zo gingen we naar Middelburg. Onderweg voelde ik de wereld achter mij dichtvriezen en voor mij opengaan. Wij zouden samen naar Vlissingen rijden en daar zou de zee zich openen en wij zouden in Atlantis komen. Ik kwam in Vlissingen en Atlantis, maar dan onder een spanlaken en platgespoten. Daar droomde ik de mooiste dromen. God was er bij.
In juli 1962 kwam ik terug in Amsterdam en werd ik lid van het COC. Daar ontmoette ik Dirk. Het klikte direct en al snel trok hij bij mij in. We hadden 2 kamertjes achter elkaar, elk met een eigen bed. Dirk was Gereformeerd en doodsbang voor intimiteit. Ik respecteerde dat en dacht “Dat komt wel”. Dat kwam dus niet, meer dan 44 jaar lang. Ik herinner me één kus, toen hij, na een mislukte operatie en 8 weken aan de beademing, fluisterde “Kus me”.

Toen Dirk bij mij kwam wonen, hebben wij het lidmaatschap van het COC opgezegd. Onze leefwereld werd de Gereformeerde kerk, de Nederlands Gereformeerde en Vrijgemaakte kerk. Daar voelden wij ons als homofiel geaccepteerd. Maar toen in 2002 het burgerlijk huwelijk open werd gesteld voor homo’s, gingen onze ogen open. Wij werden niet langer gediscrimineerd. Met pijn in ons hart hebben wij ons toen uit de kerk laten uitschrijven, maar Dirk’s angst verdween er niet door.

Begin 2008 voelde Dirk na een lang ziekbed dat hij ging sterven en vroeg om een dominee. Maar toen hij over zijn angsten begon zei de dominee: “Helaas Dirk, dat moet je zelf oplossen”. Ik werd woedend en zei: “Eerst preekt de kerk hel en verdoemenis en nu de angst er goed in zit, moet hij het zelf maar opknappen?!” Na een stilte zei de dominee: “Frits, alleen als jij dat ook wilt, wil ik jullie vriendschap zegenen.” De dominee legde zijn handen op ons hoofd, sprak de zegen uit en wij voelden dat wij opgenomen waren in de gemeenschap van de gelovigen. Ik keek naar Dirk. Hij straalde, eindelijk erkenning.

Dirk overleed een paar weken later.

Uiteindelijk ben ik lid geworden van de PKN gemeente alhier. Ik voel me er thuis. Ik ben niet bang voor intimiteit. Ik geloof in de onvoorwaardelijke liefde van God voor iedereen, ook voor mij.